‘Zonder vaste woon- of verblijfplaats’.
Die woorden kom je wel eens tegen in de krant.
Enkele eeuwen geleden gold dat voor zo’n 10 procent van de bevolking!
Moet je je voorstellen!
Omgerekend zouden dan nu een 1,7 miljoen mensen rondtrekken.
‘Zonder vaste woon- of verblijfplaats’.
Wie waren dat dan in vroeger tijden?
Rondtrekkende handwerkers, van meester naar meester om het vak te leren, handelaars, kermismensen, bedelaars, landlopers …En ook, verderop in Europa: rondtrekkende rabbi’s.
Rondtrekkende rabbi’s… als we over Jezus spreken, dan gebruiken we die woorden, ‘zonder vaste woon- of verblijfplaats’ niet. En toch… in het evangelie zijn, behalve zijn jeugd, alleen de laatste jaren beschreven. En in die jaren trok Jezus rond.
Aan het einde van Jezus’ omzwervingen staan deze dagen, van dood en leven, goede vrijdag, stille zaterdag, paaszondag. Het graf is niet zijn onvermijdelijk en eeuwig thuis. Daar, aan de rand van de stad, gebeurde het wonderlijke van het nieuwe begin. De ‘vaste woon-en verblijfplaats is aan de andere kant van de grens van de dood. ‘Ik mag wonen in het Huis van de Heer, tot in lengte van dagen’ (psalm 23).
De verrijzenis, de paasmorgen, het geeft al zijn woorden, alles wat Jezus ooit heeft gezegd, zijn betekenis, kleur en klank en licht én richting.
Het is in dit licht dat de woorden van Jezus gehoord mogen worden.
Dat ons paasgeloof ons leven mag dragen, ons leven betekenis, kleur, klank en richting mag geven.
Pastoor Heemels