Kosters van de grote kerk Jef Beckers 20-9-1907 5-2-1990 Door Pastoor M. Heemels en Lei Heijdendael Foto: Stichting Eygelshoven door de eeuwen heen Op 1 oktober 1933 volgde de jonge Jef Beckers uit Rimburg koster Eijdems op als koster-organist. Hij zou zijn hele leven aan onze kerk en parochie verbonden blijven. Beckers vierde het 50-jarig kosterschap op 23-9-1973. Feitelijk was hij gepensioneerd als koster vanaf 1-10-1972. Hij ging echter door als organist. Beckers had met zijn echtgenote een kantoorboekhandel in Eygelshoven. Vermeldenswaard is dat koster Beckers in de tweede wereldoorlog piloten en andere onderduikers verstopt heeft in de toren van de Grote Kerk.
Een verhaal, uit het dagboek van kapelaan Keybets, wil ik u niet onthouden: “Op een vroege morgen was de hele kerk rondom bezet door Duitse soldaten. In Duitsland zouden vijf Russische jongens ontsnapt zijn uit een arbeidskamp. Tegen negen uur moest de koster met een tiental soldaten de kerk afzoeken, onder leiding van de heren Grosse en Kroone (beiden later naar Duitsland gevlucht). Alle kasten en hokken, zelfs de brandkast in de sacristie, moesten geopend worden. Gelukkig werden de twee radio’s, die verstopt waren achter het St.Jozefaltaar en in een kast in de sacristie, niet gevonden.Zelfs de toren werd afgezocht. In een hok achterin de kerk stonden de beelden van de kerstkribbe, bedekt met doeken. ‘Ha, da sind sie!’ riep Grosse. Hij dacht de jongens gevonden te hebben! Toen de koster en een paar soldaten begonnen te lachen, dreigde hij hen neer te schieten! De revolver hield hij in de hand. In de kerktoren verbleef toen juist, sinds drie weken, een Duitse deserteur. ’s Avonds tevoren was hij zijn moeder in Echt per fiets wezen bezoeken. Hij werd dus gelukkig niet ontdekt. Toen hij ’s morgens tegen negen uur terugkwam en de Duitse soldaten zag is hij verder gevlucht.” Ik heb Lei Heijdendael gevraagd enkele herinneringen aan koster/organist Beckers op te schrijven. Onze koster-organist, de heer Beckers wonende in de Stegel. Mijn broer Jan, twee jaar ouder dan ik, was al lid van het jongenskoor van de Joannes de Doperkerk in ons dorp Eygelshoven. Toen ik op de lagere school op de eerste klas kwam, mocht ik lid worden van het jongenskoor. Het waren ongeveer 30 jongens, die samen repetities hielden op het oksaal boven in de kerk. De koster was onze dirigent. De koster was een uitstekende organist en dirigent. Wij repeteerden veel liederen en natuurlijk ook Gregoriaanse Missen. Ik zong sopraan, net zoals de meeste jongens. In de groep jongens waren nogal goede sopranen en alten. Huub Eydems was een van de beste zangers. Hij mocht dikwijls solo zingen. Ook de twee broers Winkels waren uitstekende zangers. Mijn broer Jan had ook een uitstekende stem. Het was voor de koster niet altijd gemakkelijk om de orde te handhaven. Werd het te rumoerig, dan gooide hij de bos sleutels naar de onruststokers. En dan was het weer rustig en werd verder gezongen. Was de repetitie afgelopen, dan vroegen wij aan de koster of hij wat klassieke stukken op het orgel wilde spelen.En dat was prachtig. Af en toe speelde hij wel een uur lang klassieke muziek. Vooral muziek van Johann Strauss en stukken uit verschillende opera’s. En wij genoten van die prachtige muziek! Enkele jaren later werd ik lid van het kerkelijk zangkoor, als 2e tenor. De dirigent van het koor was de heer Scheeren uit Kerkrade. Wij zongen met het koor af en toe ook in andere parochies. In het Gezellenhuis was ook een mannenkoor. Wij werden ook lid van dat koor. De dirigent was de heer Brull uit de Julianastraat. Van beroep was hij schoenmaker. De winkel van de familie Brull was gevestigd in de Hoofdstraat, tegenover het H. Hartbeeld in de Stegel. En daar hebben wij ook enkele jaren meegezongen, op veel plaatsen onze stemmen laten horen. Het koor werd op de piano begeleid door -ik dacht- de heer Pasman, wonende tegenover het Gezellenhuis. Tijdens de periode dat de heer Beckers koster-organist was, werden mijn broer en ik en enkele jongens uit het koor gevraagd om te helpen bij hem thuis en in de kerk. In de kerk was genoeg te doen. Bij een begrafenis werden in de rondgang achter het altaar schotten geplaatst, in paarse kleur. En dat was een heel karwei. Na de dienst moesten ze weer naar beneden en opgeborgen worden. In de winter moest de kerk verwarmd worden. Onder de kerk was een ruimte, waar een oven stond. De kolen, waaronder antraciet, kwamen van de mijnen Laura en Julia. En wij moesten dan de oven op temperatuur brengen. Het waren grote ronde schoppen, met kolen en antraciet erop. Het was toch een zwaar karwei. Met verschillende sterke knapen lukte het wel en zo hadden de gelovigen in de Missen het lekker warm. Dus iedereen was tevreden, de mensen in de kerk en wij jongens ook. Ja, en dan had de koster af en toe moeilijkheden met de tonen van het orgel. Tijdens het spelen bleven af en toe de noten hangen en dat moest verholpen worden. Wij werden de trap van de toren opgestuurd en daar stond de rest van het orgel. De koster toetste de noten aan en wij moesten het onderdeel net zo lang beroeren tot de toon weer zuiver was. En dan was de koster weer tevreden en kon hij weer mooi spelen. Tijdens het verblijf in de toren maakten wij van de gelegenheid gebruik om de zoldering van de kerk te onderzoeken. Het was een geweldig oppervlakte. De koster had ons gewaarschuwd, om er niet op te gaan lopen. Maar de koster was beneden en kon ons niet zien. Dus wij liepen over de gewelven. Wel met de nodige angst! Want stel je voor: we zakten er doorheen! Dan had ik dit verhaal niet meer kunnen schrijven. De koster kwam het niet te weten en wij hielden onze mond. Al met al was het een leuke periode en wij hebben er echt van genoten. De koster heeft ons muzikaal veel geleerd en daar heb ik ook van genoten in de rest van mijn leven. Achteraf ben ik hem daarvoor dankbaar. Met 8 jaar speelde ik al op mijn mondharmonica en nu, met mijn 88 jaar, geniet ik ervan, als ik in de kerk kan spe