Het trauma van de Laura
18-03-2025

Zesduizend arbeidsplaatsen gingen verloren in Eygelshoven door de sluiting van de Laura in 1970 en de Julia in 1974. Minder dan 1000 nieuwe kwamen ervoor in de plaats, waardoor Eygelshoven door de mijnsluitingen het zwaarst werd getroffen in de Oostelijke Mijnstreek. Het uitblijven van goede vervangende werkgelegenheid, zoals door Joop den Uyl nog met veel poeha beloofd in 1966, zorgde decennialang voor een groot trauma in Eygelshoven, het mijnwerkersdorp bij uitstek. Loek Kreukels uit Schaesberg promoveerde in 1986 op het proefschrift ‘Mijnarbeid, volgzaamheid en strijdbaarheid’, waarin hij de teloorgang van de steenkolenmijnbouw in de mijnstreek onderzocht. Met als titel ‘Het trauma van de Laura’ beschrijft hij begin 2024 in ‘Mijnstreek, het historisch magazine van Parkstad Limburg’, hoe met die vervangende werkgelegenheid in de jaren na de mijnsluiting werd omgegaan en hoe dat in Eygelshoven werd gevoeld.

Volgens Kreukels zijn verwijten van onverschilligheid, passiviteit of kwade wil bij de directies van de particuliere steenkolenmijnen voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheid in Zuid-Limburg -met de miljoenen die ze van de staat ontvingen onterecht. Van een gezamenlijke, daadkrachtige aanpak was echter evenmin sprake, maar het falende werkgelegenheidsbeleid kan niet alleen daaruit worden verklaard vindt hij. Door een gebrek aan ervaring, kennis en kunde kwam veel kapitaal, bedoeld voor nieuwe banen in Zuid-Limburg, ver buiten de provincie terecht. Want niet alle mijndirecties vonden het hun taak om voor nieuwe werkgelegenheid te zorgen met de miljoenen uit Den Haag.

In de mijnnota van 14 december 1965, waarin de regering de sluiting van de mijnen aankondigde, stond dat de particuliere mijnen in staat zouden worden gesteld kolen te blijven delven zolang de regering dit met het oog op de werkgelegenheid noodzakelijk vond. De mijnen zouden daartoe financieel worden ondersteund en de kosten van de productie, loonsverhogingen, investeringen en onderhoud zouden voor rekening van de staat komen. Het zwakke punt in die redenatie was dat de mijnen niet verplicht waren om al dat geld in Zuid-Limburg te investeren. Bovendien, zo merkt Kreukels op, ondernemen moet je leren. Dat is volgens hem dé reden waarom de eerste pogingen tot herindustrialisatie mislukten.
Aan de hand van twee voorbeelden, de opstart van Laura Motoren en de overname door Laura van Pacton, schetst Kreukels in zijn artikel wat het bevorderen van de werkgelegenheid in de weg stond. Enkele maanden na de aankondiging van de mijnsluitingen nam Laura & Vereeniging een financieel aandeel in de N.V. Anker Motoren in Rotterdam, dat een bromfietsenfabriek had overgenomen. De deelname in Anker Motoren volgde uit de jarenlange relatie met de N.V. Anker Kolen Maatschappij, een van de belangrijkste handelsagenten van Laura & Vereeniging. Deze maatschap nam de bromfietsenfabriek met ruim 200 werknemers over en begon nieuwe bromfietsen en bromfietsmotoren te produceren, waarna het nieuwe bedrijf van Anker weer als
een trein liep. Twee jaar later nam Laura & Vereeniging de helft van de aandelen over van Anker, dat een goed gevulde orderportefeuille kon laten zien. Na een maand proefdraaien onder toezicht van de Lauradirectie kwam het bedrijf naar Eygelshoven.

Laura Motoren
Het nieuwe bedrijf Laura Motoren ging aan de slag. De zaken verliepen naar wens en de verkoop van benzinemotoren overtrof met 250.000 stuks de verwachtingen van de geplande 30.000. De ex-mijnwerkers in Eygelshoven verdienden in die eerste jaren net zoveel als eerder in de mijn. Maar er waren ook ex-koempels die moeilijk konden wennen aan het fabriekswerk. Zij verlieten in steeds grotere aantallen de fabriek voor werk in de beter betalende Duitse mijnen. Er kwamen steeds meer jongeren en vrouwen voor in de plaats tegen lagere lonen. Tot tevredenheid van de aandeelhouders, maar de vakbond was bezorgd.
In 1970 ontwikkelde Engelse motoren- en fietsenfabrikant BSA een driewieler voor gezinnen die zich geen auto konden veroorloven. BSA koos in de laatste fase van de ontwikkeling voor de lichtere en goedkopere motor van Laura. Maar ze kregen de motor in Londen niet aan de praat. De driewieler voldeed niet aan de verwachtingen, was onbetrouwbaar en te duur en de doelgroep werd niet bereikt. Binnen anderhalf jaar besloot BSA te stoppen met de productie en ging Laura, dat 2,5 miljoen gulden omzet miste, de boot in. Twintig procent van het personeel van Laura Motoren werd ontslagen en voor de rest werd werktijdverkorting aangevraagd.
Datzelfde jaar bracht Laura nog een nieuwe motor op de markt, maar ook dat was geen succes doordat de marktvraag veel te hoog werd ingeschat.

Tegelijkertijd erkende Laura Motoren niet tijdig dat de grote bromfietsfabrikanten in Europa er steeds beter in slaagden kleinere concurrenten van de markt te verdringen en hun motoren zelf gingen produceren, waardoor de markt kromp. Zoals het Joegoslavische Tomos, waarvoor Laura een grote toeleverancier was. Het kostte in Eygelshoven opnieuw veertig medewerkers hun baan. De kleinere afzet, het slechte imago door mislukte nieuwe producten, haperende motoren en het verlies van grote klanten leidde tot ingrijpende veranderingen.

Belang in Batavus
Samen met de Anker Kolen Maatschappij nam Laura een meerderheidsbelang in Batavus Intercycle, dat moment met 600 medewerkers en 175.000 fietsen en 60.000 bromfietsen de grootste tweewielerproducent in Nederland. Batavus had het door de dalende vraag naar zwaardere brommers moeilijk en zag in de motoren van Laura de redding voor het bedrijf. Maar bij de overname was duidelijk dat de bromfietsenmarkt zich niet gunstig ontwikkelde en verschillende fabrikanten het loodje legden. Maar met de subsidie uit Den Haag nam Laura & Vereeniging toch een meerderheidsaandeel in Batavus in Heerenveen. Er werd een nieuw concept ontwikkeld voor de bromfiets van de toekomst. Maar toen Laura daarmee bijna klaar was, besloot Batavus het project te stoppen vanwege gebrek aan perspectief. Vervolgens liep ook de samenwerking met het Franse Solex spaak.

Laura gaf de moed echter niet op en ontwikkelde voor Batavus nog een andere nieuwe motor, maar die bleek twee jaar na de marktintroductie ernstige mankementen te vertonen. Nadat grote buitenlandse afnemers al eerder waren afgehaakt, wilde ook de rest van de Nederlandse handelaren geen Batavusbromfietsen met door Laura gemaakte Ankermotoren meer verkopen. Ook Batavus zelf, dat al langer ontevreden was over de kwaliteit van de motoren, zegde de samenwerking op. Toen ook nog de helmplicht werd ingevoerd met groot omzetverlies in de handel, pogingen om de Amerikaanse markt te veroveren mislukten en de vraag naar Duitse vierversnellingsmotoren toenam, kwam in november 1978 een einde aan de lijdensweg van Laura Motoren. Van de resterende 107 personeelsleden werden er 82 ontslagen en de overige 25 konden nog twee jaar aan de slag om klanten te helpen met de reparatie van motoren. Op 1 juli 1981 werd de N.V. Laura Motoren, dat nooit winstgevend was geweest, ontbonden.

Pacton als grootste verlies
Nog veel groter waren de verliezen die Laura & Vereeniging leed met de deelname in 1971 in Pacton. Pacton telde 450 medewerkers in vijf vestigingen. Het bedrijf bouwde aanhangers en opleggers in Ommen, tankwagens in Utrecht en containers en carrosserieën in Nieuwerkerk. Na de overname, toegejuicht door de directie van Laura, investeerde de mijn fors in het bedrijf en werd de productiefaciliteit uitgebreid. De jaren zeventig werden gekenmerkt door ups en downs. In 1979 kwam Pacton in zwaar weer en vroeg het faillissement aan. Pacton werd daardoor de grootste verliespost voor Laura & Vereeniging, zo’n veertig miljoen gulden. Een bedrag dat primair bestemd was voor herindustrialisatie in Zuid-Limburg was dus geïnvesteerd in een bedrijf ver buiten de mijnstreek waar nooit een ex-mijnwerker werkte.

‘We zagen vreselijk tegen acquisities op en we waren geen handelaren’, vertelde ingenieur Trommelen bij zijn afscheid als directeur van Laura & Vereeniging in december 1986 aan het Limburgs Dagblad. Hij erkende dat het mijnbedrijf verkoopervaring miste. De afzet van de kolen verliep via de groothandel en aan marketing werd niets gedaan, want als de winter eraan kwam volgden de bestellingen vanzelf. De handel en de commerciële ervaringen zaten bij de handelaren, niet bij de mijn. ‘We hadden geen ervaring op het gebied van directe contacten met klanten.’ Zo was het natuurlijk niet eenvoudig de juiste beslissingen te nemen. Onderzoek naar passende investeringen werd niet gedaan en als een investering maar ergens werkgelegenheid opleverde was aan de verplichting van vervangende werkgelegenheid voldaan, zo werd gedacht. Overnamespecialisten ontbraken en werden niet ingehuurd, net zomin als ervaren planners. Er werd gewoon een verhuisplan gemaakt en binnen twee maanden opgestart. Zo ontstond een ratjetoe aan bedrijven zonder onderlinge samenhang.

Gebrek aan kennis en ervaring
Dr. F.A.M. Messing, die in 1988 in opdracht van DSM een boek schreef over de mijnsluitingen, concludeerde ook dat de nieuwe bedrijfsactiviteiten vaak stukliepen op problemen op het gebied van management en marketing. Er was gebrek aan kennis en ervaring met verkoop en marketing. Bovendien kwamen bedrijven die problemen hadden om te overleven op de rijk gevulde subsidiepotten af om daarna weer te vertrekken. Particuliere mijnen zoals Laura & Vereeniging, die op zoek waren naar aantrekkelijke investeringen, leken een neus te hebben voor bedrijven die aan de rand van de afgrond stonden. Ook werden ze voortdurend verrast door de ontwikkelingen op de afzetmarkten. Het verklaart hoe het kon dat de beoogde herindustrialisatie ondanks een miljard aan steun uit Den Haag na de mijnsluitingen niet van grond kwam. Met een trauma voor duizenden mijnwerkersgezinnen als gevolg, die daardoor jarenlang aan de rand van armoede leefden.

Het gehele artikel van Loek Kreukels kun je lezen op www.anselbode.com/hettraumavandelaura