De bersiap
Na de Japanse capitulatie in augustus 1945 ontstond er chaos in NederlandsIndië. Veel Nederlandse burgers zaten nog in Japanse kampen net als de krijgsgevangen KNIL-militairen. De Indonesiërs wilden hun onafhankelijheid en de Nederlandse regering wilde haar kolonie terug maar hadden geen leger ter plaatse om dat te regelen; de restanten van het KNIL konden dat niet aan.
Eerst kwamen er Britten in Nederlands-Indië aan en probeerden samen met de achtergebleven Japanners de rust te handhaven; ze bewaakten ook de Japanse interneringskampen. Maar na het uit-roepen van het onafhankelijkheid van de Republik Indonesia op 17 augustus 1945, braken er gewelddadige onlusten uit:
de bersiap. Bersiap (‘wees paraat’ of ‘geef acht’) was de strijdkreet van de nationalistische opstandelingen: de pemoeda’s.
Veel Nederlandse en Indische mensen die met de Nederlanders hadden samengewerkt, werden slachtoffer van brute moordlust in die periode. Er zijn schattingen die van 20.000 tot 35.000 gedode Nederlanders gaan. Van de gedode Chinezen, Molukkers en Nederland-gezinde Indonesiërs en Indonesiërs onderling zijn geen cijfers bekend.
In maart 1946 lieten de Britten voor het eerst Nederlandse soldaten van buiten Nederlands-Indië toe. En ging Nederland aan de slag met zijn militaire acties om het nationalisme en het moorden te stoppen.
Op blz. 29 wordt bij Peter Hendrikus (Piet) Dings de eerste regel van de tekst: Peter Hendrikus (Piet) Dings, (* 9 mei 1928 in Eygelshoven) was rijwiel-hersteller en woonachtig op Laurastraat 64.
En op blz. 30 wordt de eerste alinea vervangen door: Piet vertrok in september 1948 naar Nederlands-Indië. Daar diende hij in het 402 Bataljon Infanterie van het 2e Regiment Infanterie. Zijn archiefkaarten zeggen dat er op eerste kerstdag 1948 in Kudus/ Koedoes een ‘dienstongeval’ plaatsvindt waarbij hij een schotwond in zijn linkerbovenbeen oploopt. Via Demak gaat bij naar het St.-Elisabeth Ziekenhuis in Semarang waar hij is
overleden op 2 januari 1949, slechts 20 jaar oud.
Maar ik las ook een versie dat hij door ‘vijandelijk vuur‘ een longschot opliep en dat hij daaraan is overleden. Begraven ligt hij nu op het Nederlandse ereveld Candi te Semarang.
Bij ‘4.2 Amerikaanse soldaten op de mijn Julia, 1 december 1944’
Bij de foto’s op blz. 39 is deze foto van James N. Wilbanks toegevoegd:
Doden aan beide zijden in een gezin Nadat ik deze aanvulling gereed had, ben ik nog op zoek geweest naar de jonge mannen uit Eygelshoven die in Duitse dienst stierven. Zij werden opgeroepen voor hun militaire dienst omdat zij de Duitse nationaliteit hadden, ’gewoon’ omdat hun ouders die hadden. Immers heel wat van de eerste mijnwerkers waren geen Nederlander en hun nationaliteit was geen zaak tot de Duitse inval in mei 1940.
Wat te doen: onderduiken en hun familie in gevaar brengen of gaan en zichzelf in gevaar brengen? Enkelen gingen vrijwillig in een Duitse dienst; mogelijk om de ‘Arbeitseinsatz’ te voorkomen.
Ik vond intussen een twaalftal namen van jonge mannen die in Eygelshoven woonden of daar geboren zijn. Drie van hen woonden nog in Eygelshoven vooraf aan hun sterven in een Duitse dienst in 1944 of 1945.
Een vierde woonde voor zijn huwelijk in Eygelshoven en stierf in 1944 in een Duitse dienst terwijl zijn broer voor de oorlog al vrijwillig naar Indië was vertrokken om daar in het KNIL te dienen en in 1946 in die dienst te sterven.
Het leed zal bij al hun ouders, partners en de naaste familieleden niet minder zijn geweest toen zij bericht kregen van hun dood. En de kans om dat verdriet toen te uiten of te delen, zal – zeker toen – heel gering zijn .
Mei 2022,
Wim Slangen